Home » Artikelen » Wanbeleid bij ADO Den Haag

Wanbeleid bij ADO Den Haag

Aan de hand van het spraakmakende conflict tussen United Vansen International Sports Co. Ltd. en voetbalclub ADO Den Haag wordt in dit artikel de Nederlandse enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer nader toegelicht. Tevens wordt er kort aandacht besteed aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag in de kort geding procedure.

Op donderdag 15 december 2016 stonden ADO Den Haag (hierna: ADO) en United Vansen (hierna: UVS), het bedrijf van grootaandeelhouder Hui Wang, tegenover elkaar bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof in Amsterdam. De Ondernemingskamer heeft als taak om te oordelen over (juridische) geschillen in een Nederlandse vennootschap. De kern van het geschil tussen beide partijen is dat volgens de directie van ADO Den Haag, UVS haar betalingsverplichtingen niet nakomt, wanbeleid heeft gevoerd en de continuïteit van ADO in gevaar brengt.

De procedure die hiervoor aanhangig is gemaakt bij de Ondernemingskamer in Amsterdam is de zogenaamde enquêteprocedure uit boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 2:345  jo. 2:346 BW heeft ADO door middel van een schriftelijk verzoek, de Ondernemingskamer verzocht onder andere een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van ADO sinds 27 januari 2015 en om Hui Wang te schorsen als voorzitter van de raad van commissarissen.

Wanneer de Ondernemingskamer besluit een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken van ADO, zal worden vastgesteld of er in de bovengenoemde periode sprake was van wanbeleid. Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad sprake was van wanbeleid bij ADO, dan kan de Ondernemingskamer de voorziening bevelen dat het beheer van de aandelen van UVS in ADO worden gegeven aan een derde partij. Dit kan op grond van het artikel 2:356 sub e BW.

De toekomst van de voetbalclub is met UVS als grootaandeelhouder erg onzeker geworden, stellen de advocaten van ADO, doordat UVS zijn betalingsverplichtingen jegens de club niet is nagekomen. Door de financiële perikelen binnen de club vallen sponsoren weg en is het moeilijk geworden om nieuwe sponsoren te werven. Dit wordt versterkt door het feit dat ADO Den Haag onlangs is teruggezet door de KNVB naar categorie 1, in deze categorie bevinden zich clubs die het financieel moeilijk hebben en daardoor onder verscherpt toezicht van de voetbalbond staan.

UVS wilt op basis van wederzijds respect door met ADO en pleit voor een onafhankelijke, tijdelijke bestuurder van de club, zonder dat UVS de zeggenschap over de aandelen verliest. Ook de voorzitter van de Ondernemingskamer riep partijen op om samen op zoek te gaan naar een onafhankelijke commissaris. De termijn die partijen hiervoor kregen verliep op maandag 19 december.

Partijen hebben binnen de bovengenoemde termijn zelf geen onafhankelijke commissaris kunnen vinden en daarom deed de Ondernemingskamer op maandag 19 december 2016 uitspraak.

De Ondernemingskamer heeft besloten Hui Wang te schorsen als voorzitter, maar niet als lid, van de raad van commissarissen bij ADO Den Haag. Daarnaast raakt UVS het beheer over haar aandelen kwijt. Beide voorzieningen kunnen worden getroffen op basis van het eerder genoemde artikel 2:356 BW. Verder heeft de Ondernemingskamer een onafhankelijke derde als voorzitter van de raad van commissarissen benoemd, ook dit is mogelijk op grond van het voornoemde artikel.

Ondernemingskamer gelast verder een onderzoek naar de gang van zaken bij ADO Den Haag, omdat er sprake zou zijn geweest van wanbeleid door Hui Wang als voorzitter van de raad van commissarissen. Gehoopt werd dat door deze maatregelen ADO weer op de rails kon komen en er weer aandacht kon worden besteed aan het voetbal zelf.

Op 28 december 2016 werd er echter een kort geding aangespannen door ADO bij de rechtbank Den Haag, waarin ADO van UVS de betaling eist van ruim 2,3 miljoen Euro. UVS kwam bij deze zitting niet opdagen. De rechter heeft op 5 januari jl. uitspraak gedaan en ADO in het gelijk gesteld.[1]  Volgens de rechter heeft ADO een spoedeisend belang bij haar vordering. De rechter acht bewezen dat tussen partijen op 28 augustus 2015 een overeenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan UVS zich onvoorwaardelijk jegens ADO heeft verplicht om geld te storten op de aandelen die zij houdt in ADO en om diverse voorgeschoten kosten terug te betalen. Daarnaast heeft ADO volgens de rechter aannemelijk gemaakt dat UVS daarin toerekenbaar is tekortgeschoten en dat UVS uit hoofde daarvan nog een bedrag van 2,3 miljoen euro dient te voldoen.

Boyd Ronald Postema

 

[1] Rb. Den Haag 5 januari 2017, C-09-522709-KG ZA 16-1462